Biografie van de collectionneurs

Barbara Kruyt (Hengelo 1944). Portret Willem Otten 1995. Olieverf op doek 50×40 cm.

Edgar Jansen. Portret Alina Ludmiła Otten 1985. Krijttekening op papier 65×50 cm.

Willem Otten werd in 1942 geboren als derde van vijf kinderen in een gezin van kleine middenstanders in Leiden. Nederlands oudste universiteitsstad telde een aantal belangrijke rijksmusea die op zondagen gratis toegankelijk waren. In zijn kinderjaren bezocht Otten samen met zijn buurtvriendjes regelmatig de rijksmusea voor Oudheden (Egyptische mummies), Volkenkunde (Boeddhazaal) en de Lakenhal. In de Lakenhal werd hij diep geraakt door het drieluik ‘Het laatste oordeel’ van Lucas van Leyden (Leiden 1494-1533).

Lucas van Leyden. Het laatste oordeel 1527. Olieverf op paneel 300,5 x 434,5 cm.

Een volgend fase in het ontwakingsproces van zijn liefde voor kunst brak aan toen in de eerste klas van de MULO zijn leraar Nederlands (de heer van der Steen) een lesuur besteedde aan de schilderkunst van autodidacten. Hij behandelde Vincent van Gogh’s ‘Korenveld met kraaien’ en Henri Rousseau’s ‘Le rêve’. Beide eindeleven-schilderijen maakten een onuitwisbare indruk op hem. 

Vincent van Gogh. Korenveld met kraaien 1890. Olieverf op doek 60,5 x 100,5 cm.

Henri Rousseau. Le rêve 1910. Olieverf op doek 204 x 298 cm.

Na zijn studie sociologie en organisatiekunde ging Otten in 1969 werken bij een gerenommeerd organisatie-adviesbureau te Amsterdam. Een van zijn opdrachten was assistentie verlenen aan ir. Ernst Hijmans (1890-1987). Hijmans had samen met ir. Vincent Willem van Gogh (het neefje van de schilder) werktuigbouwkunde gestudeerd en samen hadden zij in 1922 het eerste Nederlandse organisatie-adviesbureau opgericht. Hijmans vertelde met smaak hoe hij diverse malen de nacht had doorgebracht in de woning van de moeder van zijn associé waar hij in de logeerkamer onder “De aardappeleters” sliep.

In 1970 maakte de Leidse autodidactische schilder Rein Dool een prachtig portret van Ottens leermeester Hijmans. Dit werk wekte artistieke hebzucht op bij Otten en hij begon het werk van Dool te verzamelen. Voor informatie over leven en werk van Dool zie diens biografie in deze website.

Janita Sassen (Emmen 1966). Portret Willem Otten met op de achtergrond zijn leermeester ir. Ernst Hijmans. Foto 2009.

Omstreeks 1975 raakte Otten bevriend met een aantal voormannen uit de provo- en hippietijd. In die kringen leerde hij de hoogbegaafde autistische tekenaar Arthur IJzerdraat kennen. Hij was gecharmeerd van zijn tekeningen en collages en ging ook diens werk verzamelen. Voor informatie over IJzerdraat zie zijn biografie in deze website.  

Arthur IJzerdraat (Amsterdam 1957-2007). Concrete Walhalla. Collage op enveloppe 31×22 cm.

In de zomer van 1979 ontmoette Otten de Poolse Alina Ludmiła Owsiejczuk (Łódź 1954). Tijdens haar studie sociologie en etnologie had Alina liefde opgevat voor de Poolse volkskunst en ze was tijdens haar etnologische veldonderzoeken begonnen met de aanleg van een verzameling traditionele houtsnijwerken. Haar inspiratie werd nog versterkt door een tweetal documentaire films over de in Polen woonachtige Duitse journalist Ludwig Zimmerer (Augsburg 1924 – Krakow 1987). Zimmerer  had in de loop van enige decennia een enorme collectie hoogwaardige houtsnijwerken en schilderijen van niet-professionele Poolse kunstenaars opgebouwd.

Jadwiga Matusijak (Polen 1927). Maria. Houtsnijwerk 28 cm

De beide kunstliefhebbers huwden kort na hun ontmoeting en gingen in de periode 1982-2000 zo’n 3 à 4 keer per jaar op speurtocht om in navolging van Zimmerer schilderijen en houtsnijwerken aan te schaffen. Ze maakten gebruik van de enigszins gedateerde ‘Atlas de l’art populaire et du folklore en Pologne’ door de hoogleraar etnografie Marian Pokropek (1932-2022). De woonlocaties van de kunstenaars waren vaak globaal aangeduid en vooral in de beginjaren hadden ze vele ‘missers’. De kunstenaars bleken overleden, verhuisd of de producten waren kwalitatief onder de maat.

Bij de contacten met informanten en kunstenaars waren de vaardigheden van Alina als ’native speaker’ en etnologe van essentieel belang. Vrijwel niemand sprak een woordje ‘over de grens’ en de procedures voor de verkrijging van exportvergunningen waren gecompliceerd en regionaal verschillend. 

Bronisław Krawczuk (Oekraïene 1935 – Gliwice 1995) met rechts zijn kleinkinderen en links Willem Otten jr. Zomer 1984.

Bij hun speurtochten werden zij soms geadviseerd door oud-studiegenoten van Alina die als directeur of conservator van regionale musea fungeerden. Bijzondere steun werd geleverd door Alina’s oud-studiegenote Małgorzata Zawierucha, artistiek directeur van Cepelia, een landelijk opererende organisatie voor volkskunst. Een gulden contact was daarnaast de vooraanstaande Silezische kunstenaar Bronisław Krawczuk die een belangrijke collectie werken had opgebouwd van bevriende collega`s uit de beroemde ‘Grupa Janowska’. Voor leven en werk van Krawczuk zie zijn biografie in deze website.

Na de politieke omwenteling in 1989 liepen de aankopen geleidelijk terug. Het kunstenaarsbestand verminderde door overlijden, aanvaarding van banen in de marktsector en onderhoudswerkzaamheden aan de eigen woning. Daarnaast leidde het opkomende tourisme er toe dat de kunstenaars soms concessies deden aan het oorspronkelijk geleverde kwaliteitsniveau.

Als compensatie voor het teruglopend aanbod aan schilderijen en sculpturen bouwden zij in de negentiger jaren een verzameling op van ruim 30 Russische en Koptische iconen.

 

 

 

 

NDR-UITZENDING OVER ZIMMERER EN VOLKSKUNST:

“Wo die Engel dem Teufel im Nacken sitzen” door Viktoria von Flemming (Duitse taal 41 minuten).