Brunon Podjaski

Brunon Podjaski werd in 1915 geboren in het dorpje Linowiec bij Koscierzyna in de regio Kasjoebië (Pommeren). De Kasjoeben zijn etnisch een west-slavisch volk met een eigen taal. Door de eeuwen heen zijn zij een speelbal geweest van hun buurlanden. In de 14e eeuw werden ze onderworpen door de Duitse Orde die het gebied na de Slag bij Tannenberg in 1466 verloor aan het Pools-Litouwse gemenebest. Bij de 1e Poolse deling in 1772 werd de regio door het koninkrijk Pruisen ingelijfd, en daarbinnen later ingericht als de provincie West-Pruisen met Danzig als hoofdstad. In 1919 werd het na de Duitse nederlaag in de eerste wereldoorlog bij het heropgerichte Polen gevoegd en stond het bekend als de Poolse corridor. 

Het koninkrijk van dr. Gardulskiego 1988. Oil on canvas 40×56 cm

Brunons schoolopleiding bestond uit vijf klassen lagere school. Daarna volgde hij een praktijkopleiding in een tegelfabriek. Omdat hij liefde had voor tuinwerkzaamheden ging hij werken op het landbouwbedrijf van een Duitse eigenaar. In 1938 werd hij gemobiliseerd voor een infanteriedivisie van het Pommerse (Poolse) leger dat van 9 tot 19 september 1939 deelnam aan de veldslagen bij de Bzura-rivier. Op de vlucht naar Warszawa werd hij gevangen genomen, ontsnapte en keerde eind september terug naar huis waar hij zijn oude werk hervatte. Vele Kasjoeben lieten zich onder druk als Duits staatsburger registreren waardoor zij hun bezit en recht op verblijf behielden, maar zich ook verplichtten tot arbeids- en militaire dienst. Niet-geregistreerde Kasjoeben en Polen konden elk moment worden uitgewezen en tienduizenden van hen werden ook daadwerkelijk verdreven, als zij althans een voorafgaande internering, zoals in het concentratiekamp Stutthof bij Danzig, overleefden.

Paradijs en hel in Bukowiec 1976. Oil on canvas 42×61 cm

Medio 1941 werd hij gemobiliseerd voor het Duitse leger en naar Frankrijk gezonden om te dienen in de bunkers van de Atlantic Wall. In 1943 kreeg hij de onheilstijding te worden overgeplaatst naar het Oostfront. Om hieraan te ontkomen liet hij zich door een kameraad door de hand schieten. Terug uit het hospitaal werd hij alsnog overgeplaatst naar het front waar hij deserteerde. Tot augustus 1945 werkte hij als krijgsgevangene in fabrieken in de Oekraïense stad Zaporozhye. Waarschijnlijk is hij daar met tuberculose besmet.

Buitenaardse aanval op Bukowiec 1973. Oil on canvas 42×56 cm

In 1949 werd hij verwezen naar het TBC-sanatorium te Bukowiec in Kowary in het zuiden van Polen. Hij onderging er twee zware operaties en in bleef in Kowary wonen. ‘s Winters werkte hij als stoker en ‘s zomers als tuinman. In 1964 begon hij te schilderen. In eerste instantie aquarellen. Hij raakte bevriend met mede-patient Józef Gielniak, een vooraanstaande Poolse graficus,  die hem stimuleerde om met olieverf te gaan werken. Gielniak (1932-1972) heeft grote invloed gehad op Podiaski’s opmerkelijke artistieke ontwikkeling. Doordat beide mannen aan dezelfde ernstige ziek leden beleefden zij de realiteit van het sanatoriumbestaan met de permanente dreiging van vaak zeer belastende medische ingrepen en de dood op vergelijkbare wijze. Podjaski wist zijn nachtmerrieachtige obsessies in een geheel eigen kleurrijke stijl af te beelden. Gielniak overleed in 1972. Podjaski overleefde en verhuisde in 1977 naar Lubin (Neder-Silezië) waar hij als tuinman werd aangesteld op de terreinen van een voormalig psychiatrisch ziekenhuis. In 1981 werd hij gepensioneerd maar continueerde zijn schilderpraktijk. De piek van zijn artistieke expressie en vermogens is echter te vinden in de Bukowiec-cyclus van 1972 tot 1982. Hij overleed 6 oktober 1988 op de leeftijd van 73 jaar en werd begraven op de oude begraafplaats van Lubin. Zijn artistieke nalatenschap bestond uit 21 schilderijen van zijn hand. Zijn weduwe had met zichzelf afgesproken deze uiterlijk 1 jaar na zijn dood van de hand te doen. Mijn echtgenote Alina Ludmila Otten-Owsiejczuk bezocht haar in de zomer van 1989.

Oudejaarsavond in Bukowiec 1977. Oil on canvas 40×56 cm

Zijn schilderijen zijn opgenomen in de vaste collecties van het nationaal etnografisch museum van Warszawa, het landelijk museum van Wroczlaw, het museum van Jelenia Góra. Zijn werk te verder te zien geweest in individuele exposities te Wrocław (1971),  Kowar (2006) en Jelenia Góra (2007) en in groepsexposities in Italië (1973), Szczecin (1974) en Radom (1985 en 2005). 

VOOR MEER FOTO’S ZIE:

INSTAGRAMACCOUNT WILLEM OTTEN (#brunonpodjaski)