Hoewel Bikok vele opvolgers had in diverse Afrikaanse landen, regeerde hij decennia lang als de ultieme meester op het gebied van de kappersbordenkunst. Met de revenuen van zijn werkzaamheden was hij in staat om een goede schoolopleiding voor zijn kinderen te bekostigen en enige huizen in zijn geboorteland Kameroen te bouwen.
De Arnhemse galeriehouder Felix Valk (1924-1999) was een van de eerste Nederlanders die de artistieke waarde van de hedendaagse Afrikaanse kunst onderkende. Hij was bij toeval in het bezit gekomen van een van Bikok’s vroege producten en ging onverwijld over tot de opbouw van een rijke en gevarieerde collectie kappersborden (van Bikok en diens navolgers), sculpturen uit diverse Afrikaanse landen, oorlogsvlaggen van het Ashanti-volk, etc. Hij heeft als galeriehouder en in zijn latere functies als directeur van het Rotterdamse Lijnbaanscentrum en directeur van het Wereldmuseum Rotterdam een uiterst belangrijke bijdrage geleverd om de eurocentrische blik te doorbreken die alle niet-westerse kunst reduceert tot folklore en `handicraft`.