Na haar huwelijk verhuisde het echtpaar in 1929 naar een boerderijtje in het nabij gelegen dorpje Swiatkowice. Gestimuleerd door haar schoonzus Eleonora Adamska – een regionale beroemdheid in de traditie van de Kujawische volkskunst – continueerde zij haar kunstzinnige activiteiten. Als ze niet kon beschikken over (pak)papier of stukken karton, beschilderde ze de muren, deur- en raamkozijnen en de plafondlampen van haar huisje, de omheining van het erf of de waterput.
Met haar afbeeldingen van mooie vrouwen, omgeven met bloempatronen en bladeren groeide zij steeds verder weg van de volkskunsttraditie, ontwikkelde haar eigen stijl en creëerde een uniek eigen beeld van de vrouwelijke schoonheid. Ze begon steeds gedurfder te schilderen met een brede borstel in een breed palet van fel rood en geel tot gemengde, vaak moeilijk te definiëren kleuren. Gaandeweg verschenen er ook mannelijke figuren, dieren en vogels in haar werken.